Tim ‘S Jongers
In spreidstand
Tim´S Jongers is een publieke figuur, hoogopgeleid, succesvol. Maar hij weet als geen ander wat het is om dat allemaal níet te zijn. Om niets te hebben. Tien jaar woont en werkt hij nu in Den Haag en deed ervaringen op met de stad en haar bewoners. Hij ziet culturele rijkdom, maar ook wijken op achterstand; groeiende verdeeldheid, en verwaarlozing van de aandacht voor sociaaleconomische diversiteit. Hij pleit voor veel meer vertrouwen in burgers van buurten en wijken. In gesprek over leven met je benen in twee verschillende werelden.
Interview: Jan Booij
Tim ‘S Jongers had geen cent op zak toen hij vanuit België naar Nederland kwam, “alleen maar schulden”, zegt hij zelf. Maar hij mocht toch aan de universiteit beginnen om bestuurskunde te gaan studeren. Nu is hij directeur van de Wiardi Beckman Stichting (het wetenschappelijk bureau voor de sociaaldemocratie), een publieke figuur.
“Of ik dan nog steeds dezelfde Tim ben? Jazeker, voor 100%. Nu zelfverzekerder en verbaal sterker, maar verder onveranderd. Diep vanbinnen nog altijd dat jongetje van vroeger, met littekens op het netvlies. Want negen jaar afgestudeerd zijn, compenseert allesbehalve drieëndertig jaar klein zijn. Het zorgt ervoor dat ik me permanent in een sociale spreidstand bevind: met mijn twee voeten in verschillende werelden.”
Het is de spreidstand van onze stad […] heel mooi om die twee werelden te kennen
Je woont in Den Haag. Ook daar leef je letterlijk in twee verschillende werelden, vertelde je.
“Ga eens op het bruggetje staan dat de Prinsegracht met de Zoutkeetsingel verbindt (de Lijnbaanbrug): het is de schakel tussen de Schilderswijk en het Centrum. Kijk vandaar richting het stadhuis en alles daaromheen; dan zie je een compleet andere wereld dan waar jij staat. En die werelden ontmoeten elkaar niet. Het is de spreidstand van onze stad. Voor mezelf overigens een verrijking: heel mooi om die twee werelden te kennen.
En ik combineer ze. Ik woon al acht jaar op de rand van Transvaal, heb daar een stamkroeg, maar ook een in het centrum én eentje in het Statenkwartier. Ik kan me niet voorstellen dat mensen uit het Statenkwartier in Transvaal een biertje zullen gaan drinken en omgekeerd. Dat lijkt me onwaarschijnlijk. Als we het over diversiteit hebben moeten we misschien gewoon erkennen dat sommige groepen in Den Haag elkaar niet meer zullen ontmoeten. En dat daar op zich misschien ook helemaal niets mis mee is.”
De gastvrijheid die ik ervaar binnen veel andere culturen, daar kunnen wij in deze stad nog veel van leren
Wat zie je nog meer als we het over de stad Den Haag hebben?
“Er is zoveel culturele rijkdom aanwezig. Ik ben als mens megahard gegroeid in deze stad. En dat heeft niet alleen te maken met Nederlanders die ik ben tegengekomen. Vaak juist door mensen met een migratieachtergrond. De gastvrijheid die ik ervaar binnen veel andere culturen, daar kunnen wij in deze stad nog veel van leren.”
Veel rijkdom, maar Tim vindt Den Haag ook oersaai, vooral in de winter! “Ik gun de stad meer rauwe randjes, en dan niet die geïnstitutionaliseerde randjes georganiseerd door de Nederlandse plancultuur. Het lijkt erop dat Den Haag een modelstad wil zijn. Spijtig, want dan trek je modelburgers aan, die centraal gaan staan in je beleid. Gelukkig komt na de winter altijd de lente, dan gaan de bomen bloeien, er waait een lentebriesje en met nog iets meer zon gaan we naar het strand. Wat heb ik me toch gek laten maken, denk ik dan! Die tegengestelde stemmingen kun je volgens mij ook toepassen op de tweedeling in Den Haag. Ik kan mij voorstellen dat veel mensen dat wintergevoel ook hebben, maar dan het hele jaar door! En dat is een gevolg van de segregatie in de stad, die ik alleen maar zie toenemen.”
We hebben de sociaaleconomische diversiteit uit het oog verloren
Mensen leven in eigen ‘bubbels’, in hun eigen wereld, zeg je. Doorgaans bepaald door sociaaleconomische factoren. Je constateert dat we aan die vorm van diversiteit de laatste jaren veel te weinig aandacht hebben geschonken. Heb je voorbeelden?
“Bubbels zijn problematisch voor een stad als je goed wilt samenleven. Vroeger hadden we verzuiling. Mensen ontmoetten elkaar op basis van een gezamenlijk doel: hun geloof. De notaris en de schoenmaker deelden dezelfde zuil. Nu heb je bubbelvorming. Dat gaat niet over een gezamenlijk doel, maar over gezamenlijke kenmerken. Bubbels krijgen vorm door gelijkenissen zoals opleiding of inkomenspositie. Je ontmoet dan vooral mensen die erg op je lijken, waardoor je jezelf als standaard gaat zien en de ander als afwijking van de norm. Maar wie bepaalt de norm?”
Mensen in de knel
“De laatste jaren hebben we erg gefocust op culturele diversiteit, maar de sociaaleconomische diversiteit uit het oog verloren. In de praktijk komt het erop neer dat mensen in Transvaal gewoon eerder sterven dan in het Statenkwartier. En dat mensen in Transvaal vijftien jaar meer zorg nodig hebben dan in het Statenkwartier. Of denk aan Den Haag Moerwijk in Zuidwest. Mensen zitten daar echt in de knel. Het is er onveilig, dus zijn meer wijkagenten nodig, maar die zijn er niet. Het vuilnis stapelt zich op want het wordt niet vaak genoeg opgehaald. Daar heb je een gemeentelijke dienst voor, maar die mensen zijn er niet. De woningen zijn bouwvallig. Daar hebben we sociale woningbouw voor, maar die levert niet. Allemaal sociaaleconomische factoren die het leven moeilijker maken dan het al is.”
[ …] dan gaan we een score van negen in een gladgestreken leven harder waarderen dan een zesje in een shitstorm
Sociale klasse bepaalt succes
“Uit onderzoek blijkt dat wie carrière heeft gemaakt, dat niet hoofdzakelijk aan talent of hard werken te danken heeft. De sociale klasse waaruit zij afkomstig zijn, is veel bepalender. Het gaat niet enkel over who gets in (toegang tot prestigieus onderwijs bijvoorbeeld), maar over who gets on (wie kan zich daar staande houden binnen de heersende normen en waarden). Dat is veel subtieler dan sociaal-culturele diversiteit. Een vorm van diversiteit die je niet per se ziet, waarbij het meer zit in hoe iemand zich kleedt en eet, hoe iemand de vork vasthoudt.
Die sociaaleconomische diversiteit heeft de laatste jaren te weinig aandacht gekregen. Ben je wit en hoogopgeleid, dan heb je al snel de wind mee gekregen en grossier je in privileges, dat soort idee. Door dat als heersend mensbeeld te gebruiken, gaan we voorbij aan de geschiedenis van de persoon, aan diens weg in het leven. Ik denk dat we dat onderbelicht hebben. En dan gaan we een score van negen in een gladgestreken leven harder waarderen dan een zesje in een shitstorm. Daar bedoel ik mee: we kijken enkel nog naar de oppervlakte, en de diepte van de inspanningen vergeten we.”
Wat zit er nog meer scheef volgens jou?
“Al onze systemen zijn gericht op hoogopgeleiden. De overgrote meerderheid van de overheidsvoeten staan in dezelfde wereld, die van de hoogopgeleiden. Men lijkt erg op elkaar, spreekt dezelfde taal, draagt min of meer dezelfde kleding en heeft min of meer hetzelfde traject richting het hoogopgeleid zijn afgelegd. Maar bovenal is er steeds hoop geweest op een gezond en goed leven, en op het uitzicht het leven vorm te kunnen geven naar de eigen wensen. Dat is voor veel medeburgers een heel ander verhaal.”
Consequent onderschat
“De meeste ambtenaren die in het gemeentehuis aan de knoppen draaien, zijn hoogopgeleid. En zij hebben die functie, puur omdat ze hoogopgeleid zijn en dus handelen met ‘hoogopgeleide kennis’. Niet per se omdat zij praktische wijsheid en kennis van de Haagse buurten en wijken hebben. Ik zie dat mensen die deze kennis wél hebben, consequent worden onderschat en niet genoeg ingezet. Terwijl zij juist hard nodig zijn, ook in die topfuncties. Het is niet voor niets dat er stemmen opgaan om het aantal ambtenaren dat niet in de stad woont te beperken. Ik ben daar niet per se voor, maar we moeten wel op zoek naar manieren die maken dat de binding met de stad en met de wijken voor een ambtenaar veel meer is dan een spreadsheet of de tien minuten van Centraal naar het IJspaleis (Stadhuis – red.).”
Wie weten nu beter om in armoede te leven dan mensen die dat zelf meemaken?
Hoe zou je het anders kunnen aanpakken?
“Als je het anders wilt doen, dan zul je jezelf de heel ongemakkelijke vraag moeten stellen of wetenschappelijke, professionele en beleidskennis wel voldoende is om beleid voor de meest kwetsbaren onder ons te kunnen maken. Of we dit nog met dezelfde mensen kunnen doen. We moeten dan niet zozeer bekritiseren wie er binnen zit, maar onszelf constant de vraag stellen: wie houden we systematisch buiten. En dan kom je op het punt dat we moeten toegeven dat het vooral lagere sociaaleconomische groepen zijn die buiten gehouden worden. Ziehier de blinde vlek van de sociaaleconomische diversiteit: want wie weten nu beter om in armoede te leven dan mensen die dat zelf meemaken? Wie weet nu beter wat er nodig is in Moerwijk, dan iemand die in Moerwijk leeft?”
Vertrouwen hebben in de wijk
“Een voorbeeld. In Den Haag Zuidwest was ik uitgenodigd voor een gesprek over een groot programma dat de veiligheid en leefbaarheid moest gaan verbeteren. Er waren miljoenen mee gemoeid. Op mijn vraag aan de (vijftien) aanwezigen wie er zelf in Den Haag woonde, gaven twee mensen een bevestigend antwoord. En simpelweg niemand woonde in Zuidwest. Deze groep mensen ging dus de wijk mooier, netter, schoner, veiliger en gezonder maken. In een wijk waar ze zelf nooit komen!
Het enige wat dit kan doorbreken is vertrouwen hebben in de wijk en in de mensen die daar bekend en vertrouwd zijn. Wat voor de ene zijn werk is, is voor de ander diens leven. Dan kijk je al snel verschillend naar plannen en ideeën. Op het stadhuis moet dat begrepen worden.”
Waarom waarderen wij kennis van die gemeentelijke instituten hoger dan bekendheid met de wijk of een thema?
Te weinig streetwise
“Het begin met selectie van mensen voor een functie, een project, een thema. In wervingsadvertenties staat bijvoorbeeld dat je ‘politiek bestuurlijk sensitief’ moet zijn, kennis moet hebben van complexe bestuurlijke netwerken. Maar ik lees nergens dat je de wijk moet kennen of ooit te maken moet hebben gehad met het thema waaraan je werkt (bijvoorbeeld bijstand). Ik geloof er juist in dat wanneer je bijvoorbeeld ook de wijk waarin je woont, meeneemt als selectiecriterium, je heus wel mensen vindt die en de systeemwereld en hún wijk kennen. Waarom waarderen wij kennis van die gemeentelijke instituten hoger dan bekendheid met de wijk of een thema? Zo organiseer je – wellicht onbewust – te weinig praktische wijsheid. Met andere woorden: we werken te weinig streetwise. Klassiek diversiteitsbeleid gaat daar niets aan veranderen.
Wat ik ons allemaal toewens, is een spreidstandsoverheid die het aandurft om haar voeten ook in andere werelden te zetten. Een overheid die meer oog heeft voor verschillen dan voor gelijkenissen. Kortom: een overheid die het aandurft om haar eigen bubbel te doorbreken.”
Nu ben je zelf hoog opgeleid, een publieke figuur geworden. Maar je kwam ‘van ver’, en dan niet bedoeld dat je uit het verre België kwam. Zoals je zelf zegt: je kwam uit de onderkant van de samenleving, met helemaal niets.
“Toen ik ten slotte in Nederland kon gaan studeren – lang verhaal – ben ik direct keihard gaan solliciteren, want ik kwam op geen enkele manier aan geld. Uiteindelijk kon ik voor een tientje bruto per uur gaan afwassen in een restaurant. Toen dacht ik wel, hoe overleven mensen dat hier?
Het merendeel van mijn studietijd heb ik daarna bij de Kessler Stichting gewerkt. En toen, wat ik in het retrospectief heel bijzonder vind, had ik ineens recht op huur- en zorgtoeslag. Maar ik moest onmiddellijk een paar duizend euro terugbetalen aan de Belastingdienst, door een vooruitberekening van de toeslagen. Ik schrok me rot en verbaasde me er toen al over. Nu tien jaar later weten we allemaal dat dat toeslagenstelsel niet functioneert.
Daarna kwam ik bij PEP Den Haag terecht, heb daar vijf jaar gewerkt. En vervolgens drie jaar bij de Raad van Volksgezondheid en Samenleving, tot 1 september 2022. En nu ben ik directeur van de Wiardi Beckman Stichting. Allemaal in Den Haag.”
We selecteren mensen op ellende. Als je dat doet, zie je alle aspecten van diversiteit terug
Spreidstandburgers
“Nu ben ik hoogopgeleid ja, maar nog steeds met twee voeten in verschillende werelden. Ik heb samen met iemand anders de beweging ‘Spreidstandburgers’ opgericht. Dat zijn mensen die allemaal uit de shit komen en nu net als ik een mooie positie hebben of hard werken om die te bereiken. Dat hebben ze allemaal zelf voor elkaar gekregen, net als ik. We selecteren mensen eigenlijk op ellende. Als je dat doet, zie je alle aspecten van diversiteit terug: mensen met een migratieachtergrond, mensen met een beperking, mensen die van weinig of niets geleefd hebben.”
Je bent niet veranderd door je succes, zei je eerder. Kijken mensen, vrienden wel anders naar je dan vroeger?
“Mogelijk is dat zo, maar dat glijdt van me af. Wel merk ik dat sommigen mij nu soms anders benaderen dan tien jaar geleden. Ik hoor vaker dat mensen zich herkennen en zich door mij gesteund voelen, en soms blijkt dat ook nodig. Maar dat mensen zich anders gaan gedragen als ik binnenkom, daar voel ik me slecht bij. Want ik ben zelf een supersimpele jongen.”
Colofon
- Interview: Jan Booij (Jan Booij Advies)
- Tekst en eindredactie: Carla van den Bergen – Dialoog tekstbureau
- Foto’s: Henriëtte Guest
Tim 'S Jongers
Tim ’S Jongers is opgegroeid in België. Studeerde politieke wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen en bestuurskunde aan de Universiteit Leiden, campus Den Haag. Publiceerde bij PEP het boek Managen en besturen van vrijwilligersorganisaties. Initieerde bij de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving het boek Gezichten van een onzeker bestaan.
In 2022 sprak hij voor Movisie de Participatielezing uit. Hij publiceert over verschillen in de samenleving en armoede bij De Correspondent. In september 2023 bereikte het boek Beledigende Broccoli de kaap van 10.000 verkochte exemplaren.